Sprongcassatie niet-bezwaarmakers in massaalbezwaarplusprocedure box 3

In het Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel, zoals dat gold vanaf 1 januari 2027, in strijd is met het Europeesrechtelijke eigendomsrecht en discriminatieverbod voor de groep belastingplichtigen die door dit stelsel worden geconfronteerd met een fictief rendement dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement en dat voor die schending rechtsherstel moet worden geboden.

Een belastingplichtige kan de Belastingdienst verzoeken om een onherroepelijk geworden aanslag ambtshalve te laten verminderen, in het geval er geen bezwaar of beroep meer mogelijk is. De Belastingdienst hoeft echter geen ambtshalve vermindering te verlenen, als de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit jurisprudentie die gewezen is nadat die aanslag onherroepelijk is komen vast te staan, ook wel ‘nieuwe jurisprudentie’ genoemd.

In zijn arrest van 20 mei 2022 heeft de Hoge Raad al eerder overwogen dat het Kerstarrest als nieuwe jurisprudentie moet worden aangemerkt, zodat door de Belastingdienst geen ambtshalve vermindering voor de jaren 2017 en 2018 hoefde te worden verleend aan de groep niet-bezwaarmakers, waarvan de aanslag al op 24 december 2021 onherroepelijk vaststond.

Naar aanleiding van dit arrest heeft de Staatssecretaris op 20 september 2022 aangekondigd dat de niet-bezwaarmakers niet voor rechtsherstel in aanmerking komen en dat verzoeken om ambtshalve vermindering zullen worden afgewezen.

Nu een grote groep niet-bezwaarmakers alsnog hierover wilde procederen, besloot de staatssecretaris de zogeheten massaalbezwaarplusprocedure op te starten. In dat kader zijn vier proefzaken geselecteerd die aan vier verschillende rechtbanken zijn voorgelegd. Inzet van deze proefprocedures is de vraag of de grote groep van niet-bezwaarmakers alsnog aanspraak kan maken op rechtsherstel.

Mochten de niet-bezwaarmakers door de Hoge Raad in het gelijk worden gesteld, dan heeft de staatssecretaris toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers voor de jaren 2017 t/m 2020 aanspraak kunnen maken op het Kerstarrest en dus - zonder risico van verjaring - alsnog volledige toegang krijgen tot rechtsherstel en toepassing van de Wet tegenbewijsregeling box 3.

Rechtbank Den Haag en Rechtbank Zeeland-West-Brabant hebben onlangs uitspraak gedaan in de eerste twee van vier proefzaken en daarbij de niet-bezwaarmakers in het ongelijk gesteld. Omdat er in deze zaken enkel een zuivere rechtsvraag aan de orde is, hebben de betrokken partijen ingestemd met sprongcassatie bij de Hoge Raad, zodat het hoger beroep kan worden overgeslagen en sneller duidelijkheid kan komen.  

Ondertussen heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 26 april 2024 in een ander geval een nadere toelichting gegeven omtrent de uitleg van de regels over ‘nieuwe jurisprudentie’. Naar aanleiding van deze nadere toelichting zal de Hoge Raad in sprongcassatie met name de vraag moeten beantwoord of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag redelijkerwijs uitgegaan is van een rechtsopvatting waarvan hij - op het moment dat de aanslag onherroepelijk is geworden - redelijkerwijs mocht menen dat die juist was. Mocht dat niet het geval zijn, brengt een redelijke uitleg van de regels over de nieuwe jurisprudentie mee dat de inspecteur de ambtshalve vermindering niet kan weigeren.

Momenteel wordt door een aantal koepelorganisaties van fiscale dienstverleners gewerkt aan het cassatieberoepschrift.

Wordt vervolgd!

Mocht u vragen hebben naar aanleiding van het bovenstaande, neem dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen bij Vink & Partners Legal and Tax.