Ontwikkelingen Box 3

Een belastingplichtige, die voordeel behaalt uit sparen en beleggen, wordt belast in box 3 op basis van een forfaitair behaald rendement, waarover met ingang van 1 januari 2021 31% aan inkomstenbelasting verschuldigd is. Met ingang van 1 januari 2017 is het forfaitaire rendement gebaseerd op een veronderstelde vermogensmix van spaargelden en andere beleggingsvormen. Per 1 januari 2022 bedraagt het forfaitaire rendement voor spaartegoeden -0,01 % en voor andere beleggingsvormen 5,53%, waarbij voor het berekenen van het fictief rendement een systeem met drie schijven geldt.

Oordeel Hoge Raad inzake box 3

In het kader van een massaalbezwaarprocedure heeft de Hoge Raad op 24 december 2021  in het zogenaamde kerstarrest - iets wat zij voor de jaren 2016 en daarvoor niet deed - geoordeeld dat de vermogensmix met ingang van 1-1-2017 op stelselniveau in strijd is met het Europeesrechtelijke recht op ongestoord genot van eigendom en het discriminatieverbod. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en rechtsherstel geboden door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. De box 3 heffing is dus niet van de baan voor het werkelijk genoten rendement.

Hoe oordeelde de Hoge Raad in de jaren van vóór 2017 en waarom was dat een ander oordeel?

Het kerstarrest geldt niet voor de jaren van vóór 2017. Voor die jaren heeft de Hoge Raad weliswaar ook geoordeeld dat de box 3-heffing op stelselniveau in strijd was met het in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde ongestoorde recht op eigendom en/of het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM, maar dat kon volgens de Hoge Raad echter alleen tot een vermindering leiden, wanneer er sprake was van een zogenaamde individuele buitensporige last. Daarvan was geen sprake, wanneer er andere inkomstenbronnen waren. In de meeste berechte gevallen waren deze aanwezig, als gevolg waarvan de box 3-heffing in deze jaren feitelijk in stand bleef.

In het kerstarrest gaat de Hoge Raad dus beduidend verder. De reden daarvan is dat met ingang van 1 januari 2017 het box 3-systeem gewijzigd is en vervangen is door een heffing op basis van een door de wetgever veronderstelde vermogensmix van spaargelden en ander beleggingsvermogen. Afhankelijk van de omvang van het vermogen, wordt verondersteld dat een deel van dat vermogen gespaard tegen een laag rendement en een deel belegd wordt tegen een hoger rendement, waarbij wettelijk vastgesteld is welk rendement men geacht wordt daarmee te behalen. Voor belastingplichtigen met relatief veel spaargeld heeft deze forfaitaire vermogensmix in combinatie met de forfaitaire rendementen tot gevolg dat verondersteld wordt dat zij een aanzienlijk hoger rendement behalen dan zij in werkelijkheid ontvangen. Dat ging de Hoge Raad duidelijk te ver. De Hoge Raad vond dat een inbreuk op het recht van een belastingplichtige (strijd met het ongestoorde recht op eigendom en het discriminatieverbod) om zelf te mogen bepalen, waarin hij zijn box 3-vermogen belegt.

Wat deed de wetgever na het kerstarrest?

Naar aanleiding van dit arrest was de regering gedwongen om met gewijzigde wetgeving te komen, waarbij heffing plaatsvindt op basis van het werkelijk rendement. Een wijziging zou echter pas op zijn vroegst in 2025 kunnen ingaan. Voor de jaren tot aan 2025 wordt daarom naar een andere invulling gezocht.

Als gevolg van het kerstarrest heeft de Belastingdienst alle bezwaarschriften over de jaren 2017 t/m 2020, die waren ingediend in het kader van de massaalbezwaarprocedure, gegrond verklaard.

Maar hoe zit het met belastingplichtigen, die over deze jaren geen bezwaar hebben ingediend? Volgens een recent arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022 hebben die geen recht op rechtsherstel.

Is dat redelijk?

De massaalbezwaarprocedure is met ingang van 1 januari 2017 - zonder daaraan veel ruchtbaarheid te geven - aanzienlijk beperkt. Deed men in de jaren tot 2017 nog automatisch mee, met ingang van 1 januari 2017 moest men wel eerst zelf bezwaar maken. Velen zullen dat niet gedaan hebben, omdat het toch geen zin had, omdat er tot 1 januari 2017 enkel een vermindering kon komen, wanneer er sprake was van een individuele buitensporige last en die was er vrijwel nooit. Ook kan gesteld worden dat de huidige wettekst - zoals de Hoge Raad ook heeft uitgemaakt - in strijd is met het EVRM. Als gevolg daarvan kan gesteld worden dat de box 3heffing heeft plaatsgevonden zonder rechtsgeldige wettelijke basis. De Belastingdienst zou alleen al daarom de onterecht geheven belasting aan eenieder moeten teruggeven, dus ook aan belastingplichtigen die geen bezwaar hebben aangetekend. Het is dan ook niet vreemd dat belastingplichtigen stellen dat hier sprake is van “diefstal” door de overheid en hetgeen “gestolen” is mag men nimmer behouden.

Wat kan men doen?

Belastingplichtigen die niet (tijdig) in bezwaar zijn gegaan, zouden in beginsel om een ambtshalve vermindering op basis van artikel 9.6 Wet IB 2001 kunnen verzoeken. Dat kan tot 5 jaar terug. De Inspecteur behoeft een te hoge belastingaanslag echter niet te verminderen, ingeval de onjuistheid van de aanslag - zoals in het onderhavige geval-  een gevolg is van rechtspraak, die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. De Minister van Financiën kan echter anders bepalen en het zou hem sieren wanneer hij dat ook doet. Het is dus raadzaam om alsnog massaal ambtshalve verminderingsverzoeken in te dienen. De kans is echter aanwezig dat de Inspecteur het verzoek afwijst, omdat - toen de aanslag geregeld werd - het kerstarrest er toen nog niet was.

De Minister van Financiën kan, zoals hierboven gesteld, soelaas bieden, maar wat als hij dat niet doet? Vink & Partners Legal and Tax ziet dan nog wat andere mogelijkheden, waaronder het niet van toepassing verklaren door de rechter dat ambtshalve vermindering niet mogelijk is, omdat het kerstarrest er nog niet was toen de aanslag definitief werd. Gesteld zou dan moeten worden dat het niet verlenen van een ambtshalve vermindering in strijd is met de mensenrechten. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat de box 3-heffing gebaseerd is op ondeugdelijke wetgeving, die op stelselniveau in strijd is met het ongestoorde recht op eigendom en het verbod op discriminatie. Onderzocht wordt ook of het mogelijk is om via de civiele rechter het feit dat er al een aanslag ligt, te doorbreken, omdat de mensenrechten in dit geval niet gerespecteerd zijn. In het onderhavige geval is in heel veel gevallen voor de jaren na 1 januari 2017 geen bezwaar aangetekend, omdat het op grond van de toen geldende jurisprudentie van de Hoge Raad - zie hierboven - toch geen zin had. Echter, juist dat kan een grond opleveren voor de civiele rechter om bij wijze van uitzondering de formele rechtskracht in dit specifieke geval te doorbreken.

Wat gebeurt er zolang de wetgever nog niet met een ander systeem is gekomen?

Omdat er nog geen duidelijkheid is over de heffing in box 3, dienen belastingplichtigen hun aangiften inkomstenbelasting 2021 op de gebruikelijke manier in te dienen, derhalve op de oude box 3-basis. De Belastingdienst houdt het regelen van deze aangiften aan, totdat de gevolgen van het kerstarrest duidelijk zijn en er dus een juiste aanslag kan worden opgelegd.

Hoe zit het met de voorlopige aanslagen 2022?

Door de Belastingdienst is bij het opleggen van de voorlopige aanslagen 2022 nog geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen van het kerstarrest. De te betalen voorlopige aanslag 2022 zal dan ook in veel gevallen te hoog zijn. Bij het opleggen van de definitieve aanslag zal een en ander alsnog rechtgetrokken (moeten) worden. Belastingplichtigen behoeven op dit punt geen actie te ondernemen.

Voor belastingplichtigen met inkomen uit box 3 is er overigens een invorderingspauze ingelast. De invorderingspauze houdt in dat er voor deze categorie belastingplichtigen geen (dwang)invorderingsmaatregelen worden genomen als de Voorlopige aanslag 2022 (deels) niet wordt betaald. Dit betekent dat niet-betaalde termijnen niet worden ingevorderd, totdat er een aanslag wordt opgelegd, waarin de gevolgen van het arrest zijn verwerkt.

Mocht u geconfronteerd worden met deze problematiek, dan wel vragen hebben naar aanleiding van het bovenstaande, aarzelt u dan niet om contact op te nemen met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen bij Vink & Partners Legal and Tax.