Navordering inkomstenbelasting vernietigd doordat informatie uit Hong Kong onrechtmatig verkregen was

Aan X werd als bestuurder en enig aandeelhouder van Y B.V. een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2012 opgelegd. Volgens de inspecteur had X namelijk via een Chinese Limited een winstuitkering uit Hongkong verkregen. Daarbij maakte de inspecteur gebruik van informatie, die het Openbaar Ministerie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in Hong Kong had opgevraagd. De inspecteur had deze informatie eerder ook opgevraagd in Hong Kong op grond van het toepasselijke belastingverdrag, maar Hong Kong verstrekte deze informatie niet aan de inspecteur, omdat Hong Kong onder meer verzocht had om aanvullende informatie en de inspecteur geen gehoor aan dit verzoek heeft gegeven. Dezelfde informatie werd wel na een rechtshulpverzoek in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar X en Y B.V. verkregen door het Openbaar Ministerie, onder de voorwaarde dat de informatie alleen voor strafrechtelijke doeleinden wordt gebruikt. De inspecteur heeft deze gegevens vervolgens op grond van art. 55 AWR opgevraagd bij het Openbaar Ministerie en maakt daarvan gebruik als bewijs voor de navorderingsaanslag.

X was van oordeel dat deze informatie als onrechtmatig verkregen bewijs niet gebruikt mocht worden door de inspecteur. Rechtbank Zeeland-West Brabant was het daar niet mee eens en handhaafde de navorderingsaanslag. X ging tegen deze uitspraak in hoger beroep bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. In hoger beroep is niet komen vast te staan dat vanuit Hong Kong toestemming is verleend om de via strafrechtelijke weg uit Hong Kong verkregen informatie ook voor belastingdoeleinden te mogen gebruiken. Alhoewel de inspecteur het daar niet mee eens was, stelde hij in hoger beroep ineens dat hij deze stukken wenste in te trekken om conflicten met Hong Kong te vermijden, indien het Hof van oordeel was dat deze stukken onrechtmatig zijn verkregen. Het Hof was het daar niet mee eens en oordeelde dat het in strijd is met de goede verdragstrouw, indien het Openbaar Ministerie op grond van een rechtshulpverzoek verkregen informatie verstrekt aan de inspecteur zonder zich ervan te verzekeren dat het gebruik van deze informatie voor belastingheffingsdoeleinden ook is toegestaan door Hong Kong. Naar het oordeel van het Hof mag immers van een behoorlijk handelend overheid verwacht worden dat deze verdragsbepalingen zorgvuldig en - op grond van de verdragstrouw - naar de geest naleeft. De wijze waarop deze stukken zijn verkregen door de inspecteur druist volgens het Hof in tegen hetgeen een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht en moet naar het oordeel van het Hof onder alle omstandigheden ontoelaatbaar worden geacht (het zogeheten ‘zozeer indruist-criterium’); ook onder de omstandigheid dat het gebruik voor belastingheffingsdoeleinden alsnog door Hong Kong zou worden toegestaan. Deze stukken moesten dan ook als onrechtmatig verkregen bewijs worden geschoond uit het procesdossier. De overige bewijsstukken uit het procesdossier waren onvoldoende om aannemelijk te maken dat X in 2012 de gestelde winstuitkering had genoten. Het hoger beroep van X werd dan ook op 23 juli 2020 door het Hof gegrond verklaard en de navorderingsaanslag vernietigd.

Indien u vragen heeft over dit soort zaken of geconfronteerd wordt met de bovenstaande problematiek, neem dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax. In onze hoedanigheid van advocaat-belastingkundigen zijn wij vanwege onze geheimhoudingsplicht bij uitstek geschikt om u in dit soort zaken te helpen.