Let op: De huidige inkeerregeling onder vuur!

Wordt nu per definitie een boete opgelegd of is inkeren toch nog mogelijk zonder verhoging?

Tot ongeveer een jaar geleden was ten aanzien van inkeerders het verruimende besluit van de staatssecretaris van toepassing, op grond waarvan de boete die ex. artikel 67n AWR kan worden opgelegd – met uitzondering over aangiften van de laatste twee jaar – met 100% werd gematigd. Sinds 1 juli 2014 geldt een inkeerboete van 30%, welke met ingang van 1 juli 2015 zal worden verdubbeld tot 60%. Daarbij moet worden opgemerkt dat, gelet op huidige en komende regelgeving als gevolg waarvan de Belastingdienst steeds eenvoudiger en zelfs over meerdere soorten gegevens zal kunnen beschikken, de verhoging bij een navorderingsaanslag kan oplopen tot 300% indien een vrijwillige verbetering achterwege is gelaten.

Een en ander heeft geleid tot een grote stroom aan inkeerders die alsnog, gebruikmakend van de regeling om tot 1 juli 2014 zonder boete te kunnen inkeren, opgaaf hebben gedaan bij de Belastingdienst van hun tot dan toe niet aangegeven al dan niet in het buitenland aangehouden (spaar)tegoeden. Gedacht werd dat een ieder die van bovenstaande versoepelde regelgeving gebruik wilde maken, dat destijds gedaan heeft en dat degenen die dat niet deden ook niet van plan zijn om alsnog openheid van zaken te geven. Immers, de consequentie dat nu tevens een boete wordt opgelegd bij de eerst na 1 juli 2014 ingediende vrijwillige verbetering, is in 2014 breeduit in de media aan de orde geweest.

Thans wordt echter steeds meer duidelijk dat diverse bankgeheimen daadwerkelijk op korte termijn worden opgeheven en dat de verplichte automatische inlichtingenuitwisselingen van bankgegevens tussen een groot aantal landen aanstonds een feit is. Dat zou wel eens aanleiding kunnen zijn om nu alsnog terug te willen komen op de eerdere beslissing om niet in te keren. Tot 1 juli 2015 kost dit namelijk nog ‘maar’ 30%, terwijl dat daarna wordt verdubbeld en de boete dus 60% bedraagt. Wanneer de Belastingdienst zelf op de hoogte geraakt van het verzwegen vermogen, kan nota bene een verhoging van maximaal 300% bij de navorderingsaanslag worden opgelegd.

In de literatuur is onlangs betoogd dat ten aanzien van alle overtredingen die zijn begaan vóór 1 juli 2014 en waarover een inkeermelding wordt gedaan, ingevolge het legaliteitsbeginsel zoals dat is vastgelegd in het EVRM, een boete achterwege dient te blijven. Daarbij wordt aangeknoopt en steun gevonden in een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. In de kern wordt gesteld dat in dergelijke gevallen, als gevolg van de toepasselijkheid van het zogenaamde nulla poena-beginsel, ook de oude inkeerregeling zou moeten gelden.

Indien deze interpretatie tot in hoogste instantie overeind blijft, biedt dat een gunstig perspectief voor degenen die sinds de stringentere regeling geconfronteerd zijn of worden met een verhoging. Een uitgemaakte zaak is dit helaas nog niet. Er wordt tenslotte in de lagere – overigens minder recente – rechtspraak ook een andere uitleg gegeven aan de inkeerregeling ex. artikel 67n AWR. Zowel Rechtbank Haarlem als Rechtbank Breda oordeelden dat de wettelijke bepaling waarin de grondslag voor de vergrijpboete is gelegen, de strafbepaling vormt en derhalve zouden beide los van elkaar moeten worden bezien. Daarentegen kan in jurisprudentie van de Hoge Raad juist weer wel een aanknopingspunt worden gevonden voor het standpunt dat de inkeerregeling als zodanig wel degelijk als een strafbepaling moet worden beschouwd.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat in voorkomende gevallen een scherpe analyse geboden is. Wanneer bij een vrijwillige verbetering, die ziet op voornoemde perioden, een verhoging wordt of nog niet onherroepelijk is opgelegd, zou hiertegen in ieder geval bezwaar moeten worden gemaakt. Wij kunnen u in dezen uiteraard van de nodige rechtsbijstand voorzien.

Door: Klaus Vink