Fiscale gevolgen van het pakket Belastingplan 2021

Dinsdag 15 september 2020 was het Prinsjesdag. Het kabinet heeft op Prinsjesdag onder meer het Belastingplan 2021 aangeboden aan het parlement.

Uit het Belastingplan 2021 volgt dat het kabinet onder meer de volgende fiscale voorstellen voor 2021 en volgende jaren heeft gedaan:

I. Inkomstenbelasting

  • In Box 1 (inkomen uit werk en woning) wordt het gecombineerde tarief van de eerste schijf, geldend voor inkomens tot € 68.507, per 1 januari 2021 verlaagd naar 37,1% (was € 37,35%). Het tarief in de tweede (en hoogste) schijf, dat geldt voor inkomens vanaf € 68.507, wordt niet - zoals de bedoeling was - verlaagd, maar blijft 49,5%.
  • Het maximale percentage van de hypotheekrenteaftrek en de aftrek van overige posten wordt in 2021 43%. De eerder aangekondigde versnelde afbouw gaat dus niet door. Het is wel de bedoeling dat middels reducties het aftrektarief van 2023 gelijk is aan het tarief van de eerste schijf dat in 2021 37,1% bedraagt.
  • De afbouw van de zelfstandigenaftrek  van nu nog € 7.030 wordt versneld verlaagd tot en met 2027 in stappen van € 360 (was € 250) en per 1 januari 2028 met € 390 (was € 280) en de jaren daarna met € 110 tot uiteindelijk € 3.240 in 2036. De zelfstandigenaftrek bedraagt hierdoor in 2021 € 6.670. Hiertegenover staat wel een kleine verhoging van de algemene heffings- en arbeidskorting.
  • Het tarief in Box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) wordt in 2021 verhoogd naar 26,9% (was 26,25%).
  • Het tarief in Box 3 (inkomen uit sparen en beleggen) wordt verhoogd. Dat gaat volgens de voorstellen van 30% naar 31% in 2021. De belastingdruk over uw vermogen in Box 3 wordt hierdoor in 2021 0,59% tot 1,76%, afhankelijk van de omvang van uw vermogen. Wel wordt de belastingdruk voor kleinere vermogens per saldo minder, doordat het heffingsvrije vermogen wordt verhoogd van € 30.846 naar € 50.000 per persoon. Voor fiscale partners wordt het heffingsvrije vermogen derhalve in totaal € 100.000 (2x € 50.000).

II. Vennootschapsbelasting

  • De vennootschapsbelastingstarieven in 2021 en 2022 worden volgens de voorstellen als volgt:
  • Het toptarief van 25% blijft dus - anders dan de bedoeling was - 25%, zij het dat de winsten waarvoor dit toptarief geldt in de jaren 2021 en 2022 iets naar boven worden bijgesteld. Het zogeheten opstaptarief (het tarief dat in 2020 geldt voor winsten tot € 200.000, in 2021 voor winsten tot € 245.000 en in 2022 voor winsten tot € 395.000) wordt in 2021 en 2022 verlaagd  van 16,5% (het huidige tarief) naar 15%.
  • Het tarief voor de innovatiebox wordt met ingang van 2021 verhoogd naar 9% (was 7%).
  • Verliezen worden met ingang van 1 januari 2020 in de tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar (in plaats van 6 jaar nu). Daarbij is voorgesteld om met ingang van 1 januari 2021 fiscaal compensabele verliezen slechts voor 50% verrekenbaar te laten zijn, indien de winst hoger is dan € 1.000.000. Tot € 1.000.000 blijft een fiscaal compensabel verlies volledig verrekenbaar.  
  • Voorgesteld is om per 2021 een tijdelijke Baangerelateerde Investeringskorting in te voeren. Dit zou gaan in de vorm van een percentage van de gedane investeringen dat in mindering kan worden gebracht op de loonheffing.
  • De renteaftrekbeperking als bedoeld in artikel 10a Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt per 1 januari 2021 aangescherpt.
  • Het voorstel is om per 1 januari 2022 een maatregel te introduceren op grond waarvan de verrekening van dividend- en kansspelbelasting als voorheffing beperkt is tot de verschuldigde vennootschapsbelasting. Voorheffingen die als gevolg daarvan niet verrekenbaar zijn, kunnen worden doorgeschoven naar latere jaren.

III. Overdrachtsbelasting

  • Het basistarief van de overdrachtsbelasting bedraagt met ingang van 1 januari 2021 8% (in plaats van nu respectievelijk 6% en 2% voor woningen). Voor woningen die worden verkregen door een natuurlijke persoon, die deze als hoofdverblijf (dus anders dan tijdelijk) gaat gebruiken, blijft het tarief 2%.
  • Voor zogeheten starters en jonge doorstromers is een vrijstelling van overdrachtsbelasting voorgesteld, indien bij de notariële leveringsakte verklaard wordt dat de aangekochte woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf zal gaan dienen, de verkrijger meerderjarig maar jonger dan 35 jaar is en het de eerste keer is dat er een beroep op deze vrijstelling wordt gedaan.
  • Wanneer een eigen woning gezamenlijk wordt gekocht, bijvoorbeeld door 2 personen voor 50% ieder, dan wordt per persoon beoordeeld of deze gebruik kan maken van het lagere tarief van 2% dan wel de startersvrijstelling. Afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden, kan het dus voorkomen dat over 50% van de woning 2% overdrachtsbelasting verschuldigd is en over de andere helft niets, omdat deze andere helft vrijgesteld is op grond van de startersvrijstelling.
  • Er zal een anti-misbruikbepaling gaan gelden, die moet voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van het tariefverschil bij een overdracht binnen 6 maanden na de eerste verkrijging.
  • Er is een uitzondering opgenomen wanneer door onvoorziene omstandigheden de verkrijger de woning redelijkerwijs niet (anders als tijdelijk) als hoofdverblijf heeft kunnen bewonen. In een dergelijk geval kan toch gebruik worden gemaakt van het hierboven bedoelde lagere tarief voor natuurlijke personen van 2% en de hierboven bedoelde startersvrijstelling op grond waarvan in het geheel geen overdrachtsbelasting verschuldigd is.
  • De verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak dan wel de verkrijging van aandelen in een zogeheten onroerendgoedlichaam zijn altijd belast met 8%. Dat geldt ook voor de verkrijging van onroerende zaken door niet-natuurlijke personen.

IV. Wettelijke regeling voor Covid-19 maatregelen

Een aantal maatregelen, die zijn genomen op basis van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis, zullen in een wetsvoorstel worden vastgelegd. Het gaat dan onder andere om:

  1. de mogelijkheid om een fiscale coronareserve te vormen in de aangifte vennootschapsbelasting 2019; door het vormen van een dergelijke voorziening kan de liquiditeitspositie van een belastingplichtige vervroegd worden verbeterd. Hierdoor kan namelijk de fiscale winst in 2019 worden verlaagd voor te verwachten corona gerelateerde verliezen in 2020.
  2. de verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling; de vrije ruimte wordt voor het jaar 2020 voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom per werkgever vastgesteld op 3%.
  3. het opnemen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting van een vrijstelling voor vergoedingen die ontvangen zijn op basis van de TOGS (€ 4.000) en de subsidie vaste lasten van maximaal € 50.000.

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande wetsvoorstellen vragen hebben, neemt u dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.