Spoedwet verlenging tijdelijke huurovereenkomst woonruimte

De Spoedwet verlenging tijdelijke huurovereenkomst woonruimte is op 21 april 2020 door de Eerste kamer goedgekeurd. De wet treedt in werking op de dag nadat de spoedwet in het Staatsblad is gepubliceerd.

Sinds 1 juli 2016 is het mogelijk voor verhuurders om zelfstandige woonruimte tijdelijk te verhuren voor een periode van twee jaar (voor onzelfstandige woonruimte geldt een termijn van 5 jaar), zonder dat een huurder huurbescherming geniet (7:271 lid 1 BW). Het uitblijven van huurbescherming betekent dat een huurder na een termijn van twee jaar de woonruimte dient te verlaten, bij gebreke waarvan hij zonder recht en titel in de woonruimte verblijft als gevolg waarvan hij onrechtmatig handelt richting de verhuurderVerlenging van een dergelijke huurovereenkomst is niet mogelijk. Indien een dergelijke huurovereenkomst toch verlengd zou worden, zal er in principe een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd én huurdersbescherming ontstaan voor de huurder. Dat is met de spoedwet gewijzigd. Op 26 maart 2020 kondigde de minister deze wet, die verband houdt met de coronacrisis, reeds aan. Zo is het als gevolg daarvan moeilijker om woningen te bezoeken en te bezichtigen. Maar ook de verhuizing zelf wordt onwenselijk geacht in coronatijden, mede omdat bij een verhuizing vaak meerdere personen binnen een afstand van anderhalve meter van elkaar spullen - waaronder meubels - aan het verplaatsen zijn.

Door deze wet is verlenging van de huurovereenkomst dus mogelijk zonder dat de huurbeschermingsbepalingen van toepassing worden. Dit geldt echter uitsluitend voor tijdelijke huurcontracten in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW. De wet geldt dus niet voor doelgroepcontracten en evenmin voor een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is.

De nieuwe wet maakt het mogelijk om huurovereenkomsten (in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW), die zouden eindigen tussen 1 april 2020 en 1 juli 2020, te verlengen met een termijn van een, twee of drie maanden, maar niet tot een latere datum dan 1 september 2020. Indien bestrijding van het coronavirus langer zal duren, kan de spoedwet verlengd worden.

Een huurder kan een tijdelijke verlenging aanvragen bij de verhuurder. Indien de verhuurder vervolgens niet binnen één week het verzoek weigert, wordt de huurovereenkomst verlengd. Het weigeren door de verhuurder kan echter niet zomaar. In de spoedwet staan de weigeringsgronden voor een verhuurder vermeld. Als de verhuurder vóór 1 april al afspraken had gemaakt om bijv. de woning te verkopen, te slopen of te renoveren dan hoeft de verhuurder de huurovereenkomst niet te verlengen. Hetzelfde geldt indien de verhuurder zelf in de woonruimte wil gaan wonen of indien de huurder zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt.

Ook de verhuurder kan het verlengingsverzoek doen. Voor verlenging op verzoek van verhuurder is echter de toestemming van de huurder nodig.

Bij een huurcontract in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW is de verhuurder verplicht om de huurder schriftelijk te informeren inzake het einde van de huurovereenkomst. Dit gold al en is geen nieuwe verplichting. Op grond van de spoedwet is de verhuurder echter verplicht om gelijktijdig met deze kennisgeving de huurder te informeren over de mogelijkheid om de huurovereenkomst te verlengen. De huurder kan dan vervolgens binnen een week na de schriftelijke kennisgeving om een verlenging van de huurovereenkomst voor een periode van één, twee of drie maanden verzoeken.

Indien u vragen heeft over dit onderwerp, aarzel dan niet om contact op te nemen met mr. P. Contreras, advocaat, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.