Ontslag op staande voet

Bij een ontslag op staande voet moet het de werknemer direct duidelijk zijn op welke grond hij wordt ontslagen. In zijn arrest van 19 februari 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat aan de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet altijd doorslaggevende betekenis toekomt voor de beantwoording van de vraag welke dringende reden is meegedeeld aan de werknemer. Het gaat er volgens de Hoge Raad uiteindelijk om of het voor de werknemer direct duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid.

In de casus die aan dit arrest van de Hoge Raad ten grondslag ligt, was sprake van – kort gezegd – een werknemer die onrechtmatig gebruik maakte van de tankpas (door deze twee keer voor privégebruik aan te wenden) van zijn werkgever. In de ontslagbrief had de werkgever gebruik gemaakt van de strafrechtelijke term “diefstal”. De ontslagen werknemer betwistte de aangevoerde dringende reden, daartoe stellende dat niet was voldaan aan alle bestanddelen van het delict diefstal, hetgeen, aldus de werknemer, door de werkgever bewezen dient te worden. De kwestie wordt uiteindelijk aan de Hoge Raad voorgelegd, die onder meer het volgende oordeelde.

In geval van opzegging van een arbeidsovereenkomst om een dringende reden dient die reden onverwijld aan de wederpartij te worden meegedeeld (art. 7:677 lid 1 BW). De strekking hiervan is dat voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking. De wederpartij moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of zij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt. De werkgever die een werknemer aldus heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden.

Een ontslaggrond behoeft niet onder alle omstandigheden aan de wederpartij te worden meegedeeld. Mededeling kan achterwege blijven in het uitzonderlijke geval dat het voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid, althans dat daaromtrent bij de werknemer, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen enkele twijfel kan bestaan.

Uit dit alles volgt, aldus de Hoge Raad, dat aan de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet steeds doorslaggevende betekenis toekomt voor het antwoord op de vraag welke dringende reden aan de wederpartij is meegedeeld, en dat het uiteindelijk erom gaat of voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Ook een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond dient mede te worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval.
Dit is niet principieel anders indien in de ontslagbrief enkel strafrechtelijke begrippen worden gehanteerd. 

In de betreffende procedure had het hof overwogen dat tussen partijen niet in geschil was dat de twee tankbeurten aan de orde zijn gekomen in tussen werkgever en werknemer gevoerde gesprekken, en dat werkgever tijdens een van deze gesprekken werknemer in verband met deze tankbeurten heeft beschuldigd van diefstal. Tegen de achtergrond van deze gesprekken moet, aldus het hof, voor werknemer in elk geval duidelijk zijn geweest dat de in de opzeggingsbrief gebezigde term ‘diefstal’ betrekking had op het wederrechtelijk gebruik – waarmee het hof kennelijk bedoelt: gebruik voor privédoeleinden zonder toestemming – van de tankpas. In cassatie staat derhalve vast dat de term ‘diefstal’ in de brief van 7 januari 2009 niet in zijn strafrechtelijke betekenis dient te worden opgevat, maar in de door het hof vermelde betekenis. De uitleg die het hof aan die mededeling heeft gegeven, is ook niet onbegrijpelijk.

Kortom, uit dit arrest van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat een werkgever die een strafrechtelijke term heeft gebruikt in de ontslagbrief niet altijd alle bestanddelen van het strafrechtelijke delict (diefstal) hoeft te bewijzen. Het gaat erom of voor de werknemer direct duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Dit laat echter onverlet dat het bij een ontslag op staande voet van groot belang blijft zo concreet en duidelijk mogelijk de feiten te beschrijven waarop het ontslag op staande voet is gebaseerd en daarbij (zoveel mogelijk) weg te blijven van strafrechtelijke termen.

Mocht u met een soortgelijke kwestie te maken krijgen, kunt u altijd contact opnemen met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax; zij helpen u graag verder.