Medewerking aan verkoop woning in coronatijd afgewezen

De coronasituatie zorgt voor veel onzekerheden. Zo is ook de vraag hoe de woningmarkt zich zal gaan ontwikkelen. Wat de werkelijke gevolgen zullen zijn, laat zich moeilijk voorspellen. De DNB verwacht wel dat de huizenprijzen de komende jaren zullen gaan dalen.                  

In een kort geding dat diende voor de rechtbank Noord-Holland stonden twee personen die een affectieve relatie hadden gehad tegenover elkaar. Zij hadden gedurende de relatie gezamenlijk een woning gekocht. En nu de relatie was geëindigd, was de vraag wat er met de woning moest gebeuren. De één wilde de woning zo snel mogelijk verkopen, omdat de verkoopopbrengst nodig was om een alternatieve woonruimte te kunnen huren en wees daarbij ook op de coronacrisis; het zou in het belang van beide partijen zijn om de woning zo snel mogelijk te verkopen, teneinde een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst te realiseren. De ander wees echter op het achterstallig onderhoud van de woning en het prijsdrukkend effect daarvan. Daarnaast bestond de wens om (het aandeel van de ander in) de woning over te nemen en dus niet te verkopen aan een derde.

Wat betreft het standpunt dat de coronacrisis snelle verkoop gebiedt, overweegt de voorzieningenrechter op 29 mei 2020 als volgt:

‘‘Eiseres heeft haar belang bij de onmiddellijk verkoop van de woning verder toegelicht door er op te wijzen dat de woningmarkt voor de onderhavige woning op dit moment (zeer) goed is, en dat de huidige corona-crisis waarschijnlijk op korte termijn zal leiden tot aanzienlijke verslechtering van die woningmarkt. Van dit betoog heeft eiseres echter geen onderbouwing gegeven. Gedaagde heeft daarentegen een verklaring overgelegd van Eigenwijs Makelaars, waarin wordt verklaard dat onder meer vanwege de corona-crisis reeds op dit moment voor de onderhavige woning een lagere opbrengst te verwachten is, dan onder normale omstandigheden. De voorzieningenrechter overweegt dat ongewis is welk effect de corona-crisis op de verkoopopbrengst van de woning zal hebben en hoe de vastgoedmarkt zich de komende tijd zal ontwikkelen (en of, en zo ja op welk moment, een grote verandering in de huizenprijzen kan worden verwacht). Gelet op het voorgaande kan niet zonder meer van de juistheid van het (niet‑onderbouwde) betoog van [eiseres/verweerster] worden uitgegaan.’’

De rechtbank overweegt verder dat de woning in een dermate slechte staat van onderhoud verkeert dat (los van de vraag hoe de coronasituatie de woningmarkt zal beïnvloeden) hoe dan ook geen optimale verkoopopbrengst kan worden verkregen, indien nu wordt overgegaan tot verkoop aan een derde. Tevens werd waarde gehecht aan de omstandigheid dat de gedaagde partij (alleen) in de woning woonde en wegens een mogelijke operatie op korte termijn niet goed in staat zou zijn te verhuizen.

De rechtbank besliste dat ook de belangen van eiseres gediend zijn bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst. En dat voldoende aannemelijk is geworden dat bij toewijzing van de vordering van eiseres op dit moment, daarvan geen sprake zal zijn, gezien de huidige staat van onderhoud van de woning.

Kortom, de rechtbank toonde zich niet gevoelig voor het argument dat de coronasituatie tot een aanzienlijke verslechtering van de woningmarkt zou leiden en daarom snelle verkoop nodig was. De rechtbank overwoog namelijk dat de ontwikkelingen op de woningmarkt ongewis zijn en acht daarbij dus de staat van onderhoud van de woning dusdanig dat snelle verkoop van de woning niet geboden wordt geacht.

Indien u vragen heeft over dit artikel dan wel andere vragen, kunt u contact opnemen met mr. P. Contreras, advocaat, verbonden aan Vink & Partners.