Pas op bij een cumulatie van gronden bij ontslag op staande voet

In het nieuwsbericht van 22 april 2016 bespraken wij dat het bij een ontslag op staande voet voor de werknemer direct duidelijk moet zijn op welke grond hij wordt ontslagen. In zijn arrest van 19 februari 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat aan dat de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet altijd doorslaggevende betekenis toekomt voor de beantwoording van de vraag welke dringende reden is meegedeeld aan de werknemer. Het gaat er volgens de Hoge Raad uiteindelijk om of het voor de werknemer direct duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Naast het belang om in geval van ontslag op staande voet zo concreet en duidelijk mogelijk de feiten te beschrijven waarop het ontslag op staande voet is gebaseerd, is het tevens van belang extra goed op te letten indien meerdere gronden aan dit ontslag ten grondslag worden gelegd.

Uit het arrest van het Hof Den Haag van 21 juni 2016 volgt dat in het geval meerdere gronden ten grondslag worden gelegd aan een ontslag op staande voet, elke grond op zichzelf  een dringende reden moet opleven, althans het ontslag zelfstandig moet kunnen dragen.

In de aan het Hof Den Haag voorgelegde kwestie had werkgever een tweetal gronden aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd, namelijk werkweigering en het doen van uitspraken waardoor een slechte sfeer op de werkvloer werd gecreëerd. In eerste aanleg oordeelde de kantonrechter dit ontslag rechtsgeldig.

In hoger beroep stelt het Hof voorop dat het ontslag op staande voet een ultimum remedium is, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Op de werkgever rust de stelplicht en de bewijslast van het bestaan van de dringendheid van de ontslaggrond(en).

In dit verband komt het Hof tot het oordeel dat de dringende reden betrekking hebbend op uitlatingen tijdens het werk onvoldoende is onderbouwd en het ontslag niet kan dragen. Vervolgens rijst de vraag of de gestelde werkweigering wel een dringende reden voor ontslag op staande voet kan zijn.

Het Hof overweegt in dit verband dat uit vaste rechtspraak volgt dat indien door een werkgever meerdere gedragingen aan een ontslag op staande voet ten grondslag worden gelegd en slechts een gedeelte komt vast te staan, alleen dan sprake kan zijn van een geldig ontslag op staande voet indien is voldaan aan een aantal vereisten, waaronder dat de werkgever heeft gesteld en ook aannemelijk is dat hij de werknemer ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen. Nu in de aan het Hof Den Haag voorgelegde zaak de werkgever niet had gesteld en evenmin aannemelijk was geworden dat werknemer ook uitsluitend vanwege de gestelde werkweigering op staande voet zou zijn ontslagen, kon het ontslag op staande voet, aldus het oordeel van het Hof Den Haag geen stand houden. 

Kortom, in geval van ontslag op staande voet is niet alleen van belang dat de grond voor de werknemer direct duidelijk moet zijn alsmede dat deze grond onverwijld moet worden medegedeeld, maar ook dat, bij het formuleren van de ontslaggrond, goed nagedacht wordt over de vraag of een extra grond nu juist wordt aangevoerd om aan het voorgenomen ontslag op staande voet meer kracht bij te zetten of dat het een op zichzelf staande grond is die het ontslag zelfstandig draagt. Immers, indien een ontslag op staande voet op meerdere gronden is gebaseerd, maar slechts een deel hiervan komt vast te staan, is het aan de werkgever om aan te tonen dat hij de werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen uitsluitend op grond van de bewezen grond. 

Mocht u in een soortgelijke kwestie meer informatie wensen, kunt u altijd contact opnemen met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax; zij helpen u graag verder.