Navordering erfbelasting

Is erfbelastingnavordering over (verzwegen) buitenlands verkregen vermogen beperkt tot 12 jaar dan wel is de navordering onbeperkt mogelijk?

Op 1 januari 2012 is de Successiewet (SW) gewijzigd en bepaalt artikel 66 lid 3 SW dat erfbelasting ook nagevorderd kan worden over (verzwegen) buitenlands verkregen vermogen wanneer de navorderingstermijn van 12 jaar verlopen is. Tot 1 januari 2012 was dat immers de termijn waarbinnen erfbelasting nog kon worden nagevorderd. De wetgever heeft besloten deze termijn tot oneindig te verruimen, omdat in de praktijk misbruik bleek te worden gemaakt van het feit dat de navorderingstermijn ook in deze gevallen beperkt was tot 12 jaar. Zo bleken erflaters die over buitenlands verzwegen vermogen beschikten, dit vermogen na te laten onder de bepaling dat de – in dit geval veelal Zwitserse – vertrouwenspersoon het vermogen gedurende 12 jaar moest ‘bewaren’ voor de erfgenamen, om het daarna aan hen uit te keren. In dat geval kon er dus, vanwege het verloop van de navorderingstermijn, in geval van een inkeer geen erfbelasting nagevorderd worden. In de praktijk werd dit ook wel de “Edelweissroute” genoemd. Door per 1 januari 2012 de navorderingstermijn onbeperkt te maken, beoogde de wetgever aan dit misbruik een einde te maken. De vraag was echter of deze wetswijziging wel de terugwerkende kracht had die de wetgever daaraan wilde geven en meer in het bijzonder of de wijziging ook zag op verkrijging van verzwegen buitenlands vermogen in die gevallen dat de bevoegdheid tot navordering op 1 januari 2012 al was verlopen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde recent dat navordering in een dergelijk geval niet mogelijk was. Naar zijn oordeel sloeg de onbeperkte navorderingsbevoegdheid alleen op buitenlands verzwegen vermogen waarvan de navorderingsmogelijkheid nog aanwezig was op 1 januari 2012. In het berechte geval, waarin een moeder in 1998 was overleden en haar dochter onder andere haar Zwitserse, niet-aangegeven vermogen erfde, was dat niet het geval. In dat geval was in 1999 aangifte successierecht gedaan, maar was vorenbedoeld vermogen niet vermeld. In 2014 werd alsnog melding gemaakt van dit vermogen in het kader van een zogenaamde vrijwillige verbetering. De inspecteur wilde dat vermogen alsnog in de erfbelastingheffing betrekken en legde, onder verwijzing naar artikel 66 lid 3 SW, een navorderingsaanslag erfbelasting (toen nog successierecht genoemd) op. Volgens het Gerechtshof was deze aanslag ten onrechte opgelegd, omdat uit de tekst van artikel 66 lid 3 SW geen expliciete terugwerkende kracht blijkt. Hierdoor was volgens het Hof de onbeperkte navorderingsbevoegdheid niet ook gaan gelden voor nalatenschappen waarvan, zoals in dit geval, de navorderingstermijn van 12 jaar al was verlopen. Het Hof oordeelde dat dit artikel, en daarmee de onbeperkte navorderingsbevoegdheid, enkel kan worden toegepast wanneer de bevoegdheid tot navordering nog aanwezig was op het moment van de navordering, en dat was hier duidelijk niet het geval.

Het betreft nog wel een Hof-uitspraak. In principe is daar nog cassatieberoep tegen mogelijk is, maar het lijkt erop dat – zoals wij steeds gedacht hebben – onbeperkte heffing van erfbelasting niet mogelijk is. 

Door: Klaus Vink