De automatische uitwisseling van (financiële) informatie wordt een feit

De automatische uitwisseling van (financiële) informatie op belastinggebied tussen diverse landen wordt een feit. Op basis van reeds enige tijd geleden door de G20 geïnitieerde akkoorden zal de internationale automatische gegevensuitwisseling op korte termijn een feit worden.

Met de ondertekening in mei 2014 van de Declaration on Automatic Exchange of Information in Tax Matters hebben meer dan 65 landen zich gecommitteerd aan de implementatie van de Standard for Automatic Exchange of Financial Account Information. Meer concreet houdt dit in dat zij overeen zijn gekomen om financiële instellingen gedetailleerde rapportage- en due diligence regels op te leggen, zoals opgenomen in de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ontwikkelde Common Reporting Standard (CRS). Dit betekent dat zij vanaf 1 januari 2016 hun cliënten, zowel particulieren als bedrijven, dienen te identificeren alsmede hun woonplaats moeten nagaan, om deze informatie vervolgens aan de Belastingdienst te kunnen rapporteren.

Nederland en 50 andere landen hebben vervolgens eind 2014 de multilaterale Competent Authority Agreement (CAA) ondertekend. Deze regelt de automatische uitwisseling van (financiële) belastinggegevens. Doordat de uit de CRS voortvloeiende verplichtingen tijdig in nationale wet- en regelgeving worden omgezet, gaat deze kopgroep de desbetreffende informatie al daadwerkelijk met ingang van september 2017 aan elkaar verstrekken; de rest volgt per september 2018. De Nederlandse Belastingdienst zal als gevolg daarvan van de bevoegde autoriteiten uit de andere 50 landen belastinggegevens ontvangen over (mogelijk) in Nederland wonende en gevestigde belastingplichtigen, terwijl Nederland geacht wordt hetzelfde te doen met betrekking tot die overige landen.

Op Europees niveau was een en ander reeds eerder, zij het minder ver gaand vastgelegd. Dit wordt nu echter nader uitgewerkt en krijgt ook een ruimer toepassingsbereik. Zo zijn alle lidstaten van de Europese Unie op basis van de huidige zogenaamde Bijstandsrichtlijn (Richtlijn nr. 2011/16) met ingang van 1 januari 2016 verplicht tot automatische inlichtingenuitwisseling van bankgegevens die – nu in feite nog enkel – ziet op rente. Als gevolg van de voorgenomen herziening van voornoemde Richtlijn strekt de verplichting zich vanaf eind september 2017 tevens uit tot informatie over alle soorten inkomsten uit beleggingen, zoals dividenden, rekeningsaldi alsmede bruto voordelen behaald met bijvoorbeeld verzekeringsovereenkomsten, verkochte financiële activa etc. Ten einde dit te kunnen realiseren dient in nationale wettelijke bepalingen te worden vastgelegd welke gegevens financiële instellingen van hun klanten moeten verzamelen en rapporteren. Dat is in ieder geval de informatie conform de hiervoor genoemde CRS-maatstaven. Dit dient al per 1 januari 2016 te zijn geregeld. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de verplichtingen binnen de Europese Unie daardoor thans nagenoeg synchroon lopen met de multilaterale verplichtingen die gelden voor de landen die de CAA hebben ondertekend.

Het was de verwachting dat méér landen (65 hebben zich in mei 2014 wel gecommitteerd, maar slechts 51 landen hebben eind van dat jaar ook daadwerkelijk de vervolgstap genomen) de CAA zouden ondertekenen. Na de kopgroep hebben nog slechts drie landen dit gedaan. Ten eerste Zwitserland, die in dit verband bijzondere aandacht verdient. Zij is namelijk bereid haar bankgeheim op te geven, terwijl daar tot voor kort zeer aan werd gehecht.

In maart van dit jaar is voorts door de Europese Commissie en Zwitserland een akkoord gesloten ten aanzien van het automatisch verstrekken van financiële rekeninggegevens. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit nog deze zomer worden bekrachtigd. Sinds januari 2015 liggen er al twee wetsvoorstellen gereed: één ter opheffing van het bankgeheim met ingang van 1 januari 2017 en één voor de vorenbedoelde internationale automatische uitwisseling van informatie in belastingzaken per 2018. Zwitserland volgt Europa dus nu op de voet. 

De Commissie is thans eveneens in onderhandelingen met landen – en dat is opmerkelijk – als Liechtenstein, Monaco, Andorra en San Marino. Deze moeten ook leiden tot bilaterale overeenkomsten over de gegevensverstrekking volgens voornoemde nieuwe principes van de OESO/G20 en de EU Spaarrichtlijn.

Een aantal landen, waaronder Israël, blijft echter enigszins achter. Hun ‘intentie tot’ blijkt weliswaar uit de ondertekening van de Declaration in mei 2014, waarmee eveneens Israël als één van de in totaal 65 zich heeft gecommitteerd, maar daar is het – in ieder geval vooralsnog – bij gebleven. Het aangaan van de verplichtingen op basis van de CAA zou een ‘kleine’, doch logische vervolgstap lijken, maar deze nadere actie heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
Israël staat echter wel op de door de speciale projectgroep van het Global Forum d.d. 18 maart 2015 gepubliceerde lijst met landen die met ingang van 1 januari 2018 zullen aanvangen met de eerste automatische inlichtingenuitwisseling.
Het komt er dus, zoals het nu staat, op neer dat alleen het Verdrag Nederland-Israël grondslag biedt voor het kunnen verkrijgen van financiële informatie ten behoeve van de belastingheffing en wel middels het indienen van een daartoe strekkend concreet verzoek. 

Ten slotte kan niet zonder meer voorbij worden gegaan aan de per 20 mei 2015 aangevangen publicatie van de nodige persoonlijke gegevens, waaronder de naam en toenaam van vermeende zwartspaarders en bedrijven in de Zwitserse Staatscourant.  Een en ander zou volgens de Belastingdienst aldaar een reactie zijn op de immens vele verzoeken om dergelijke inlichtingen te verstrekken. Om die reden zou Zwitserland zijn overgegaan tot het simpelweg plaatsen van deze informatie in de Staatscourant op internet, welke dus door een ieder kan worden geraadpleegd. Het Verdrag Nederland-Zwitserland biedt hiervoor niet de vereiste basis. Indien, zoals gesteld, concreet wordt verzocht om informatie door de daartoe bevoegde autoriteiten, dan is geregeld dat eventueel beschikbare resultaten aan deze dienen te worden overgelegd. Openbaarmaking, nota bene zonder beperkingen, is in strijd met deze regelgeving. Curieus en zelfs onbegrijpelijk is de door Zwitserland in de media geventileerde stelling dat nu het bankgeheim wordt opgeheven, dergelijke gegevens niet meer mogen worden achtergehouden.  Een en ander zou ook nog eens zijn geschied om tegemoet te komen aan de belangen van de ‘zwartspaarders’, omdat zo de mogelijkheid zou ontstaan om in rechte op te komen tegen het doorgeven van rekening-/saldoinformatie. De nabije toekomst zal uitwijzen of deze publicatiewijze stand kan houden.

Door: Klaus Vink