Inkeerregeling anno 2021

De zogeheten inkeerregeling is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd met als onderliggende gedachte dat het risico op een boete een belastingplichtige niet zou moeten weerhouden om alsnog aan zijn belastingverplichtingen te voldoen. De inkeerregeling is voor buitenlandse zwartspaarders dan ook een belangrijke impuls geweest om hun eerder verzwegen vermogen alsnog aan te geven. De kans dat zwartspaarders tegen de lamp lopen is mede als gevolg van diverse nationale en internationale maatregelen steeds groter geworden. Dit heeft ertoe geleid dat het kabinet in 2017 heeft aangekondigd de inkeerregeling per 1 januari 2018 in zijn geheel af te willen schaffen. Hierdoor is ten onrechte het beeld ontstaan dat de inkeerregeling voor zwartspaarders is afgeschaft. De inkeerregeling bestaat anno 2021 namelijk nog steeds, zij het in gewijzigde vorm. Daarnaast staat voor buitenlandse zwartspaarders door een wettelijke overgangsregeling inkeer voor oude jaren in beginsel nog steeds open. Hierna wordt nader ingegaan op de inkeerregeling anno 2021.  

Internationale automatische uitwisseling van financiële gegevens o.g.v. Common Reporting Standards (CRS)

Een belangrijk instrument in de bestrijding van internationale belastingontduiking is de automatische uitwisseling van financiële gegevens op grond van de CRS. De CRS is in 2014 tot stand gekomen als Europese tegenhanger van de Foreign Account Tax Compliance Act, waarin de uitwisseling van gegevens met de Verenigde Staten is geregeld. De Europese Commissie heeft de CRS overgenomen in EU-richtlijn nr. 2014/107. Met ingang van 1 januari 2016 heeft Nederland de EU-richtlijn via de Wet uitvoering Common Reporting Standards geïmplementeerd in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) en het Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportage voorschriften CRS.

Op grond van de CRS zijn financiële instellingen sinds 1 januari 2016 verplicht om jaarlijks vast te stellen wat de fiscale woon- of vestigingsplaats is van hun rekeninghouders en - in bepaalde gevallen - van de uiteindelijk belanghebbende(n) (UBO). Als in enig jaar vastgesteld wordt dat een persoon of entiteit woont of gevestigd is in een ander deelnemend land, of dat de UBO woont in een land dat meedoet aan de CRS, dan moeten de gegevens over die persoon en de rekening automatisch aan dat land gerapporteerd worden.

Nederland heeft ten behoeve van de belastingcontrole de gegevens over 2016 voor de eerste keer in september 2017 doorgegeven aan de belastingdiensten van de andere landen. Omgekeerd ontvangt Nederland ten behoeve van de belastingcontrole structureel sinds 2017 ook automatisch informatie over buitenlandse rekeningen van personen of entiteiten die in in het buitenland wonen of gevestigd zijn. De groep deelnemende landen is in september 2018 uitgebreid met een groot aantal landen. Met deze landen heeft Nederland ook inmiddels automatisch gegevens uitgewissed. Inmiddels zijn ook al de eerste vragenbrieven vanuit de Belastingdienst verstuurd naar Nederlandse rekeninghouders als gevolg van de internationale automatische gegevensuitwisseling (zie ons nieuwsbericht van 14 maart 2019).  

MomenteeI zijn al meer dan 100 landen aangesloten bij de automatische gegevensuitwisseling op grond van de CRS. Klik hier en hier voor een lijst met deelnemende landen per eind 2020 en een indicatie van de eerste gegevensuitwisseling per deelnemend land.

Intensivering van het Programma Vermogen in het buitenland vanaf 2019

Naar aanleiding van de zogenoemde Panama Papers is in het regeerakkoord 2017 'Vertrouwen in de toekomst' aangekondigd dat in het kader van meer transparantie de informatiepositie en opsporingscapaciteit van de Belastingdienst wordt versterkt.

Bij kamerbrief van 18 september 2018 heeft het kabinet besloten om cumulatief € 17 miljoen voor de intensivering van het Programma Vermogen in het buitenland beschikbaar te stellen. Met de extra investering gaat de Belastingdienst zich met name richten op ingewikkelde structuren waarbij de vestigingsplaats wordt verhuld, op zaken waarbij belastingplichtigen op voorhand weigeren informatie te verstrekken, alsmede op zaken waarbij intensief gebruik gemaakt gaat worden van deskundige facilitators, zoals advocaten en adviseurs.

Met deze impuls verwachtte de Belastingdienst dat vanaf het jaar 2019 steeds meer onderzoeken zouden worden opgestart en dat door data-analyse en dataverrijking het in de toekomst steeds moeilijker wordt om buiten het zicht van de Belastingdienst vermogen in het buitenland te stallen.

Zwartsparen: navordering en boete van maximaal 300%

Door het treffen van maatregelen in nationaal en internationaal verband wordt het risico op ontdekking van niet-aangegeven (buitenlandse) vermogensbestanddelen, in het bijzonder bij de bank aangehouden tegoeden en effectenportefeuilles, steeds groter. Dankzij diverse gesloten informatie-uitwisselingsverdragen en de mondiale omarming van de automatische uitwisseling van financiële gegevens op grond van de CRS, beschikt de fiscus steeds meer over de nodige middelen om dergelijke informatie buiten de belastingplichtige om te verkrijgen. Dit wordt ook nog eens gemakkelijker gemaakt door opheffingen van tot voor kort bestaande bankgeheimen, zoals in België, Oostenrijk, Luxemburg, Liechtenstein en Zwitserland het geval is. De op te leggen boete, ingeval men wordt ‘gepakt,’ kan aanzienlijk zijn en – wanneer niet wordt gekozen voor tijdige inkeer – is zelfs strafrechtelijke vervolging wegens belastingfraude niet uitgesloten.

Ingeval binnenlandse vermogensbestanddelen worden verzwegen, kan een correctie worden opgelegd over de afgelopen vijf jaren, terwijl de fiscus in gevallen waarin buitenlands vermogen wordt verzwegen tot zelfs twaalf jaren - en soms zelfs langer dan twaalf jaren - terug kan gaan. Indien niet tijdig wordt ingekeerd, gaan beide situaties onvermijdelijk gepaard met sanctionering in de vorm van een boete. Indien de fiscus eigenhandig bekend wordt met niet-aangegeven inkomsten uit box 1 of 2, dan wel met niet-aangegeven vermogen in box 3 kan een vergrijpboete worden opgelegd van respectievelijk maximaal 100% en 300%.

Het vermoeden van verzwegen vermogensbestanddelen leidt doorgaans tot een inlichtingenverzoek jegens de vermeende zwartspaarder, waarop binnen een door de Belastingdienst gestelde termijn gereageerd dient te worden. Bij het uitblijven van de verzochte informatie kan de inspecteur een informatiebeschikking opleggen. Dit kan leiden tot omkering en verzwaring van de bewijslast. In geval van omkering en verzwaring van de bewijslast zal de belastingplichtige overtuigend moeten bewijzen dat de aanslagen die door de inspecteur geschat zullen worden op basis van de fiscus ter beschikking staande gegevens verhoogd met boetes over het verschuldigde belastingbedrag, onjuist zijn. In de praktijk leidt dit veelal tot bewijstechnische problemen met als gevolg dat bezwaar en/of beroep tegen de opgelegde correcties in principe weinig kansrijk is.

De inkeerregeling: navordering voor een juist bedrag en een boete van ten hoogste ‘slechts’ 30% (box 1 en 2) en 120% (box 3)

Alhoewel de tijdelijke versoepeling van de inkeerregeling voor zwartspaarders is afgelopen, is het nog steeds raadzaam om tijdig vrijwillig openheid van zaken te geven door melding te maken van eerder niet bij de Belastingdienst aangegeven vermogensbestanddelen. Met gebruikmaking van de inkeerregeling kan namelijk worden bewerkstelligd dat een navordering wordt opgelegd over de juiste periode en dat de navordering niet op een te hoog bedrag wordt vastgesteld. Bovendien wordt door tijdige inkeer de hoogte van de vergrijpboete gematigd en is strafrechtelijke vervolging in beginsel uitgesloten. In geval van niet-aangegeven inkomsten uit box 1 of 2 wordt de boete in beginsel gematigd tot 30% van de ontdoken belasting en in geval van niet-aangegeven vermogen in box 3 tot 120%. Daarbij wordt in beginsel over de twee meest recente jaren zelfs in het geheel geen boete opgelegd.

Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt, dat naast de navordering ook heffings-/belastingrente over de belastingschuld in rekening zal worden gebracht.

Verwarring rondom afschaffing inkeerregeling met ingang van 1 januari 2018

Bij kamerbrief van 17 januari 2017 kondigde voormalig Staatssecretaris Wiebes van Financiën aan in zijn geheel van de destijds geldende inkeerregeling af te willen. Met de afschaffing van de inkeerregeling zou een einde komen aan de regeling dat belastingplichtigen die binnen twee jaar na het indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte alsnog een juiste aangifte willen doen, dit kunnen doen zonder dat het opleggen van een vergrijpboete mogelijk is. Ook in een dergelijk geval zou het reguliere boetregime van toepassing worden. De boete die je na afschaffing betaalt, zou de maximale boete van respectievelijk 100% en 300% zijn, met dien verstande dat het alsnog door de belastingplichtige verstrekken van juiste en volledige inlichtingen wel blijft gelden als een strafverminderende omstandigheid. In voorkomende gevallen zou de Belastingdienst er daarnaast ook voor kiezen om een zaak over te dragen aan het Openbaar Ministerie voor strafrechtelijke vervolging.

In navolging op het eerder geuite voornemen kondigde de Staatssecretaris bij kamerbrief van 12 juli 2017 aan de inkeerregeling per 1 januari 2018 af te willen schaffen. Met ingang van 1 januari 2018 zou er derhalve geen beperkte termijn meer gelden, waarbinnen volledige boetematiging plaatsvindt. 

Op het voorstel tot afschaffing van de inkeerregeling is veel kritiek geweest. Bij de kamerbehandeling van de afschaffing van de inkeerregeling is dan ook op het laatste moment een amendement van het CDA-Kamerlid Omtzigt aangenomen. Dat amendement komt er op neer dat de inkeerregeling per 1 januari 2018 uitsluitend wordt afgeschaft voor verzwegen inkomen uit sparen en beleggen in box 3, dat in het buitenland is opgekomen. Voor de overige gevallen blijft de 'oude' inkeerregeling derhalve vooralsnog onverkort bestaan.

Overgangsregeling

Bij de wetswijziging per 1 januari 2018 is overgangsrecht opgenomen, waarin is bepaald dat de oude inkeerregeling, zoals deze luidde op 31 december 2017, van toepassing blijft op aangiften die vóór 1 januari 2018 zijn ingediend of ingediend hadden moeten worden en informatie die vóór 1 januari 2018 is verstrekt of had moeten worden verstrekt. Anders gezegd: de afschaffing van de inkeerregeling treft alleen aangiften ingediend vanaf 1 januari 2018. Voor aangiften die eerder zijn gedaan, of niet zijn gedaan terwijl dat wel had gemoeten, kan voorlopig nog steeds gebruik worden gemaakt van de 'oude' inkeerregeling.

Verdere versobering van de inkeerregeling per 1 januari 2020

Met ingang van 1 januari 2018 is de inkeerregeling al ingeperkt voor box 3-vermogen dat in het buitenland wordt aangehouden. Per 1 januari 2020 is de inkeerregeling nog verder beperkt. Dit werd ook al aangekondigd in het Belastingplan 2020. Sindsdien is de inkeerregeling ook niet meer van toepassing op box 3-vermogen dat in Nederland wordt aangehouden en ook niet op verzwegen inkomen uit aanmerkelijkbelang-aandelen (ab-aandelen) in box 2. Met ingang van 1 januari 2020 geldt er derhalve geen onderscheid meer tussen inkomen dat in het buitenland is opgekomen en inkomen dat in het binnenland is opgekomen.

Op grond van de nieuwe inkeerregeling blijft inkeer met ingang van 1 januari 2020 derhalve nog wel mogelijk voor box 1-inkomen en bijvoorbeeld de schenk- en erfbelasting. Strafvervolging komt in een dergelijk geval in beginsel te vervallen. In de nieuwe inkeerregeling is wel expliciet opgenomen dat strafvervolging mogelijk is bij een vrijwillige verbetering ter zake van verzwegen inkomen uit box 2 of box 3, terwijl dit voorheen uitdrukkelijk was uitgesloten. Uit de praktijk is echter gebleken dat de fiscus - zelfs in gevallen waar zij een buitenlandse rekening zelf op het spoor is gekomen - niet per definitie overgaat tot strafrechtelijke vervolging, wanneer er alsnog wordt meegewerkt en volledige openheid van zaken wordt gegeven. Het volledig meewerken wordt nog steeds gezien als een strafverminderende omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de boete.

Opmerkelijk is dat bij de westwijziging per 1 januari 2020 geen overgangsrecht is gecreërd. Dat heeft tot gevolg dat strafrechtelijke vervolging mogelijk zou zijn, voor zover de vrijwillige verbetering betrekking heeft op box 2-inkomen, binnenlands box 3-inkomen en buitenlands inkomen (vanaf het jaar 2018). Dit is een gemiste kans, nu dat aan mogelijke inkeerders de nodige onzekerheid geeft en hen ervan zou kunnen weerhouden om alsnog openheid van zaken te geven.

Voorwaarden voor een geslaagde inkeerprocedure

Van belang is dat wordt ingekeerd vóórdat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur bekend is of zal worden met de onjuistheid c.q. onvolledigheid van eerdere aangifte(n). Alleen dan zal sprake zijn van een vrijwillige inkeer. Aangenomen mag worden dat de inkeermelding in ieder geval tijdig is, indien de Belastingdienst nog geen vragen heeft gesteld over (buitenlandse) vermogensbestanddelen, geen boekenonderzoek heeft aangekondigd waarbij het (buitenlandse) vermogen aan het licht kan komen, dan wel door de FIOD is aangekondigd dat een onderzoek tegen de belastingplichtige loopt inzake (buitenlandse) tegoeden.

Daarnaast dient de belastingplichtige aan de inspecteur een opgave te verstrekken die de inspecteur in staat stelt om een juiste belastingaanslag op te leggen zonder nader onderzoek. Professionele rechtsbijstand is daarbij onontbeerlijk.

Conclusie

Er zijn steeds minder opties voor zwartspaarders om hun vermogen te verbergen. Het net rond de zwartspaarders is zich steeds meer aan het sluiten.

Door de overgangsregeling treft de afschaffing van de inkeerregeling alleen de door buitenlandse zwartspaarders ingediende onjuiste aangiften vanaf 2018. Voor onjuiste aangiften die al zijn ingediend vóór 1 januari 2018, of niet zijn ingediend terwijl dat wel had gemoeten, kan anno 2019 nog steeds gebruik worden gemaakt van de inkeerregeling, zoals deze luidde op 31 december 2017, met vrijwaring van strafvervolging.

Naarmate de jaren verstrijken, zal het voor de weigerachtige zwartspaarder echter steeds lastiger worden om tot vrijwillige verbetering over te gaan. Als deze in het jaar 2018 en de daaropvolgende jaren nog steeds onjuiste aangiften indient, staat de inkeerregeling weliswaar nog steeds open voor de oude jaren, terwijl de zwartspaarder zich tegelijkertijd opknoopt voor de nieuwe jaren, waarvoor door de afschaffing per 1 januari 2018 geen vrijwillige verbetering meer openstaat.

De inkeerregeling is met ingang van 1 januari 2020 verder versoberd, zodat deze sindsdien nog enkel openstaat voor box 1-inkomen en bijvoorbeeld de schenk- en erfbelasting. Per 1 januari 2020 is inkeren dus ook niet meer mogelijk voor box 2-inkomen en binnenlands box 3-inkomen.

Ook anno 2021 kan een beroep op de inkeerregeling nog steeds een 'voordelige' uitkomst zijn. Des te meer reden om niet te lang te wachten met de vrijwillige verbetering.  

De rol van Vink & Partners in zwartspaarderszaken; wettelijke geheimhouding

Op basis van de vele inmiddels met succes afgeronde inkeerprocedures heeft Vink & Partners Legal and Tax op dit gebied de nodige vereiste kennis en ervaring vergaard. Wij beschikken over de benodigde expertise om het gehele inkeertraject succesvol voor u te verzorgen, ook in het geval dat u bent aangeschreven door de Belastingdienst.

Bij een begeleiding door één van de advocaat-belastingkundigen van Vink & Partners Legal and Tax bent u bovendien verzekerd van geheimhouding. Advocaten hebben namelijk een wettelijke geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht, waardoor u in alle vrijheid en vertrouwelijkheid met ons kunt overleggen. Dit geldt niet ook bij belastingadviseurs en accountants, die in een dergelijk geval een meldingsplicht kunnen hebben op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). 

Actualiteiten met betrekking tot inkeren & acties van de fiscus tegen verzwegen vermogen: